Doopsgezinde gemeente Enschede
De doopsgezinde gemeente in Enschede is vermoedelijk gesticht in het midden van de zestiende eeuw. Tot de eerste leden behoorden ook immigranten uit Westfalen, onder wie de familie Blijdenstein. Het was een kleine gemeente die haar godsdienstoefeningen in huiskamers hield. De gemeente behoorde evenals die van Almelo tot de ‘Zonsche Sociëteit’, een wat strengere richting in die dagen, maar niet zo streng als de Groninger Oude Vlamingen in Borne en Hengelo
17de eeuw
Van september 1665 tot april 1666 en van juni 1672 tot april 1674 was de stad Enschede bezet door de troepen van de bisschop van Münster. De enig toegelaten godsdienst in die jaren was de rooms-katholieke. Voor de doopsgezinden betekende dit dat zij hun godsdienstoefeningen opnieuw in het geheim moesten houden en zij deden dat zoals eerder in een schuur van erve ‘De Haimer’ in Twekkelo. Deze bestaat nog steeds en is nu een rijksmonument.
Franse tijd
Bij de politieke tegenstellingen eind achttiende eeuw kozen de Enschedese doopsgezinden voor de partij van de Patriotten. Toen met de komst van de Bataafse Republiek doopsgezinden voor het eerst in de geschiedenis ook overheidsambten mochten bekleden maakten vooraanstaande Enschedese doopsgezinden daar gebruik van.
Hun leraar ds. Jacob Hendrik Floh werd in 1796 gekozen tot lid van de Nationale Vergadering in Den Haag. Hij was secretaris van de commissie die een nieuwe staatsregeling moest ontwerpen, en tevens lid van de onderwijscommissie. In 1798 werd hij secretaris van de Eerste Kamer van de volksvertegenwoordiging.
In 1799 beëindigde hij zijn politieke carrière en keerde naar Enschede terug. Hij combineerde zijn predikantschap vervolgens met het secretariaat van de Commissie van Onderwijs in Zwolle en de functie van schoolopziener. Hij heeft vele publicaties op zijn naam staan.
De doopsgezinde Jan Bernard Blijdenstein (1756-1826) werd in 1798 ‘burgerrepresentant’ in het Vertegenwoordigend Lichaam van de Bataafse Republiek. Tijdens de inlijving bij Frankrijk werd hij in 1811 maire van Enschede en hij bleef burgemeester in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden, tot 1819.
Kerkgebouw
Nadat in 1698 een kamer in het huis van de familie Van Lochem was vergroot tot kerkzaal, werd in december 1769 het eerste kerkgebouw in gebruik genomen aan de Stadsgravenstraat. In 1786 werd een kerkorgel geplaatst.
Deze kerk ging bij de grote stadsbrand van 7 mei 1862 in vlammen op. Op dezelfde plaats werd een nieuwe kerk neergezet, die in 1864 in gebruik werd genomen. Dit kerkgebouw staat er nog steeds, maar met een andere bestemming. De doopsgezinde gemeente verkocht de kerk in 1971 en nam het jaar daarop een nieuw gebouw aan de Wooldrikshoekweg 42 in gebruik, ontworpen door architect Zantinge.
Gemeente in Duitsland
Vanuit Enschede werd in 1888 de Mennonitengemeinde in Gronau gesticht. Tot januari 1923 vormde Gronau een combinatie met Enschede: de Enschedese predikant diende ook de gemeente in Gronau. Ook daarna bleef er een sterke band tussen Gronau en de Twentse Gemeenten.
Fusies
In 1971 fuseerde de gemeente Enschede met die van Hengelo tot Doopsgezinde Gemeente Twente-Oost. In 2009 ontstaat daaruit door fusie met Borne de Doopsgezinde Gemeente Twente Zuid-Oost. Deze is in 2022 samen met de gemeente Almelo gefuseerd tot de Gemeente Twente.
Ledental van de Doopsgezinde Gemeente Enschede
1698 60
1771 73
1842 126
1882 146
1900 180
1940 520
1971 500