Doopsgezinde gemeente Borne

Omstreeks 1600 waren er waarschijnlijk al doopsgezinden in Borne en omgeving. Het is de tijd van de Tachtigjarige Oorlog,

De Oude Passchen

Twente was nog Spaans, protestanten werden vervolgd. Van die eerste doopsgezinden is daardoor weinig overgeleverd. Maar in 1612 moet er in Borne een doperse gemeenschap geweest zijn, want toen vergaderden daar vertegenwoordigers van Almelo, Borne, Enschede en Goor om zich te beraden op de vervolgingen door de drost van Twente.

Gedoogd
In 1626 veroverde Ernst Casimir Oldenzaal. Daarmee werden de laatste Spanjaarden uit Twente verdreven en nam de staten-regering de macht over. Er kwam een zekere mate van godsdienstvrijheid voor andere richtingen dan de calvinistische staatskerk, mits zij hun geloof in stilte beleden in niet als kerk herkenbare gebouwen. Daarom wordt 1626 wel gerekend als begin van de Doopsgezinde Gemeente Borne.

Een ons bekende plaats van samenkomst in die begintijd was boerderij “De Paschen” in Zenderen. Later gebruikte men een schuur op de hoek van de Ennekerdijk en de huidige Brinkstraat, waar nu de tuin van de kerk is.

Groninger Oude Vlamingen
Er waren in die tijd verschillende richtingen onder doopsgezinden. De Bornse gemeente koesterde het rechtzinnige gedachtegoed van de Groninger Oude Vlamingen. Die kon men in de 17de eeuw aantreffen in Groningen, maar ook aan de benedenloop van de Weichsel ten zuiden van Dantzig. Ondanks de grote afstanden en het moeizame vervoer waren er veelvuldige contacten tussen al deze gemeenten.

Naar Dantzig
Hoe dat ging, is geboekstaafd door Hendrik Berends (Hulshof). Hij is geboren omstreeks 1660 en werd in 1690 benoemd tot ‘Oudste’ van de Bornse gemeente der Oude Vlamingen. Zoals in die tijd door meer oudsten werd gedaan, ondernam hij reizen naar zustergemeenten om contact te onderhouden en “verschillende bedieningen te verrichten”. Zo vertrok hij op 22 mei 1719 in gezelschap van zijn broer Arend Berends naar Dantzig. Daar doopte hij 31 nieuwe leden. Hij was behulpzaam bij de benoeming van twee leraren en ruimde zekere tegen een broeder gerezen “zwarigheden” uit de weg. Hij ging voor bij het avondmaal en de voetwassing, leidde verschillende samenkomsten en preekte voor de gemeenten. Na een afwezigheid van twaalf weken keerde hij per postkoets weer terug in Borne.

Gemeentedeling in 1728
De leden van de Doopsgezinde Gemeente Borne woonden in een wijde omgeving en vooral ook in Hengelo. In 1728 is besloten de gemeente te delen in Borne en Hengelo. Uit de scheidingsacte blijkt dat men in vrede uiteenging. En een clausule meldt: “Mocht een van de gemeenten zich door vermindering van het ledental of om andere redenen niet kunnen handhaven, dan kan zij weer in de andere opgenomen worden”. De “Armenkas” bleef tot 1814 buiten de scheiding.

Wolter ten Cate: ‘Wolter-oom’
Spreken over Hengelo is spreken over Wolter ten Cate. Deze doopsgezinde inwoner van Hengelo was al op jeugdige leeftijd een

wolter ten cate, wolteroom
Wolter ten Cate

vooraanstaand man in handel en industrie. Maar waarom was hij in Borne lid van de doopsgezinde gemeente en niet in Hengelo?

Geschiedschrijver ds. Heeringa zegt er dit over:

“Het was uit de overweging dat hij daar niet zo licht tot leraar zou worden verkozen. Een verkiezing waarvoor men niet dan in de uiterste noodzaak mocht bedanken. En die hij voor zichzelf allerminst begeerde, waar hij enigszins zwaar ter tale was en overladen met bezigheden. Het aldus te baat genomen middel hielp hem niet. In 1736 werd hij door de Gemeente Borne naast Berent Arents tot leraar gekozen.“

Hij liet zich naar verluidt keurig om de veertien dagen naar Borne rijden om er zijn preek te houden. Later werd Wolteroom algemeen opziener der Oude Vlamingen, in welke functie hij tot op hoge leeftijd gemeenten bezocht. Wolteroom was blijkbaar wat kort aangebonden, kon het niet goed hebben als men hem tegensprak. Het was daarom voor Borne goed dat hij veel kon overlaten aan een bekwame andere liefdeprediker, Jan Pol.

Verzachte tucht onder Jan Pol
Jan Pol was winkelier en linnenreder. Eind 18de  eeuw nam het aantal leden af. Niet iedereen kon zich meer vinden in de strikte geloofsregels bij deze strenge Oude Vlamingen. Ook verlieten sommigen de gemeente om in overheidsdienst te kunnen treden. Jan Pol had de tact en het geduld met deze situatie om te gaan. Hij verzachtte de tucht en schafte bijvoorbeeld de voetwassing af. Het avondmaal werd traditioneel gehouden bij aanzitting en dat is tot op heden zo gebleven.

Gestudeerde predikanten
In die tijd werd ook een begin gemaakt met de vorming van een ‘Leeraarsfonds’. Het bleek namelijk dat men in eigen kring niet altijd broeders kon vinden om het herdersambt op zich te nemen. Uit het leeraarsfonds kon dan een gestudeerde predikant worden betaald. Om dit fonds te vullen werden vrijwillige bijdragen van de leden gevraagd. Ook van elke erfenis, behalve die van ouder op kind, moest een tiende aan de gemeente worden afgedragen. In 1809 kon men de eerste gesalarieerde predikant aanstellen: ds. Van Cleeff.

1824: een nieuwe Vermaning
Sinds 1815 was de godsdienstvrijheid grondwettelijk verankerd. Men kon nu in alle openheid bijeenkomen en in 1824 werd naast de schuur een sober kerkgebouw opgericht,

de huidige Bornse Vermaning. Ds. Van Cleef werd na een aanstelling van 48 jaar opgevolgd door een reeks van vaak jonge predikanten voor wie Borne de eerste standplaats was.

Ds. Craandijk, de wandelende dominee
Daarbij zijn bekende namen uit de Doopsgezinde Broederschap, bijvoorbeeld ds. Craandijk (1859-1862); hij werd bekend door zijn boekenserie “Wandelingen door Nederland met pen en potlood”, verschenen tussen 1875 en 1885. Na Borne was hij jarenlang predikant in Rotterdam en Haarlem en zijn literaire kwaliteiten werden zo gewaardeerd dat hij lid werd van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.

Voorzanger wordt orgel
De gemeente Borne liep niet voorop bij nieuwe ontwikkelingen, de Oud-Vlaamse oorsprong verloochende zich niet. Nog lange tijd werd tijdens de diensten gezongen onder leiding van een voorzanger, pas in 1866 werd een draagbaar orgeltje in gebruik genomen. Broeder Bussemaker schonk vervolgens een orgelbalkon en daarop bouwde in 1884 de firma Haupt und Sohn uit Ostercappeln een kerkorgel, nog altijd een mooi instrument.

De rijke tijd
Het aantal leden was nooit erg groot maar een deel van hen was zichtbaar tot welstand gekomen. Men wilde dat ook wel laten blijken en zo werd in 1914 de oude, dorpse pastorie vervangen door een royale, eigentijdse woning voor de predikant.

De blauwdrukken tonen een fraai Jugendstil-herenhuis. De dominee woonde op stand.

Veel aanknopingspunten met de eenvoudige levenswandel van de Oude Vlamingen bood dit niet meer. De Russische revolutie en de crisistijd betekenden echter veel vermogensverlies voor de meer welvarende leden en daardoor ging het met

de financiën van de gemeente ook bergaf.

ds. Leignes Bakhoven
ds. Leignes Bakhoven

Onderduikers
In 1940 deed de eerste vrouwelijke predikant haar intrede in Borne: ds. Leignes Bakhoven. Ruimte genoeg in de nieuwe pastorie en daar wist de dominee inventief mee om te gaan: ze bood er een schuilplaats aan Joden en andere onderduikers, terwijl ze ook inkwartiering had van een Duitse officier.

Er deden zich penibele situaties voor, maar alles is goed afgelopen.

Na de oorlog wilde ds. Leignes Bakhoven van eerbetoon niets weten. Ze zei eenvoudig: “Het kwam op mijn weg”. Na haar dood is ze onderscheiden door inschrijving in het  Yad Vashem register, de hoogste onderscheiding van de staat Israël.

Deze episode is in 2013 beschreven in het boek ‘Ontduiken en Onderduiken, verhalen van Joden in Borne’, door Annette Evertzen en Stevine Groenen, isbn 978-90-810747-5-9, een uitgave van de Stichting Verborgen Geschiedenis Borne.

Combinatie met Almelo
Het bekostigen van een eigen predikant werd steeds bezwaarlijker. In 1960 gingen de Gemeenten Almelo en Borne een combinatie aan die gezamenlijk de predikant aanstelde.
Als eerste betrof dat ds. S. Gosses (1960-1967). Hij was tevens de laatste predikant die in Borne tevens secretaris van de kerkenraad was. De kerkenraadsvergaderingen notuleerde hij op een onnavolgbare, humoristische manier.

Eind jaren zestig is uitvoerig overlegd door alle Twentse gemeenten, verenigd in de Ring Twente, om tot een fusie te komen. De tijd bleek er nog niet rijp voor.

Kerkbrand
Op 28 december 1983 was Borne in rep en roer. Een medewerker van een houtwormbestrijdingsfirma liet op de zolder van de kerk een looplamp vallen en de dampen van het bestrijdingsmiddel vatten ogenblikkelijk vlam. De veroorzaker kon – hoewel lelijk verwond – nog juist ontsnappen en een enorme rookwolk alarmeerde de omwonenden. Die konden de inventaris naar buiten slepen nog voordat de brandweer het vuur kon smoren. Maar het dak was verwoest en er ontstond zware waterschade aan het interieur en vooral aan het orgel. Kerk en orgel waren al wel rijksmonumenten geworden maar dit leverde nog niet de financiële ondersteuning op die nu dringend nodig was.

Vernieuwd gebouw, legere kas
In de zomer van 1984 is voortvarend met het herstel van kerk en orgel begonnen. Al eind 1984 kon een keurig gebouw in gebruik worden genomen, met een grondig gerestaureerd orgel en voorzien van centrale verwarming.

De uitgebreide renovatie werd maar ten dele door de verzekering betaald omdat ook achterstallige zaken waren aangepakt. De vrijwillige bijdragen van de leden konden de ontstane tekorten op de jaarrekening niet meer dekken.

Samenwerken? Fusie?
De zorgen om een krimpende gemeente overeind te houden moesten wel leiden tot verdergaande samenwerking, maar het was moeilijk een begin te maken. Toen Twente-Oost het onderdak voor haar Hengelose diensten kwijtraakte, stelde Borne voor die voortaan gezamenlijk in Borne te houden. Zo begon het: zeven maal per jaar, gaandeweg meer.

Kerk in stichting
Kerk en inventaris werden in 2002 ondergebracht in “Stichting De Bornse Vermaning”, een zorg minder voor de gemeente en wellicht makkelijker bij gesprekken met de andere gemeenten over samenwerking. Die resulteerden in 2003 in een gemeenschappelijke dienst voor alle Twentse gemeenten op ieder eerste zondag van de maand.

Toen ds. Thijink van Twente-Oost in 2005 met emeritaat ging, werd ds. Koornstra van Almelo en Borne door de drie gemeenten gezamenlijke als full-time predikant beroepen. Fusiebesprekingen begonnen. In Borne leek fusie op uitvoeringsniveau trouwens al een feit, want er gebeurde eigenlijk niets meer waaraan niet ook de andere gemeenten deel hadden. Bijbelkring, repetities van de cantorij, kerkdiensten en gemeenteavonden – ze waren allemaal Twents en niet meer Borns.

De Bornse Vermaning anno nu, tijdens een van de donderdagse bijeenkomsten in de 40-dagentijd: enkele teksten, momenten van stilte, een lied, gezamenlijk eten.

Verder in ‘Twente Zuid-Oost’
Geleidelijk werd het duidelijk: Almelo zou zelfstandig blijven, Borne en Twente-Oost gingen fuseren. En zo werd op 31 december

2008 feitelijk invulling gegeven aan de clausule in de Acte van Deling van 1728. Onze voorzaten hadden niet kunnen denken dat die na krap driehonderd jaar nog in werking zou treden. De fusie is in goede harmonie verlopen.

Daarmee kwam een einde aan bijna 400 jaar Doopsgezinde Gemeente Borne. Maar de kerk aan de Ennekerdijk is nu het onderkomen van de Doopsgezinde Gemeente Twente en samen met de kerk in Almelo een thuis voor alle Twentse doopsgezinden.